Concert Review: Aine O'Dwyer / Han Bennink (Chris Searle, The Morning Star, 2024).

A brilliantly unlikely musical encounter took place in Dalston, East London last week. Standing on the stone floor of the Cafe Oto before a packed house was the sculpted form of a beautiful wooden harp, next to an unremarkable set of drums. These were the instruments of the Limerick-born harpist Aine O' Dwyer, and the octogenarian Dutch free drummer, Han Bennink, who as a young man in the 60s had played and recorded with legendary U. S. saxophonists Dexter Gordon and Ben Webster, and had been the drummer on Eric Dolphy's last date in 1964, in Hilversum, Holland.

Bennink introduced the session by saying that he had never played with a harpist before, while O' Dwyer smiled, her head leaning warmly against the upright of her harp.

What followed was a unique sequence of improvised chamber jazz pieces, with Bennink's toms and rattling snares making undercurrents of forthright rhythms. He drummed his knees and struck a drumstick clenched between his teeth with another, while O' Dwyer played softly, sometimes singing wordlessly above Bennink's percussive perturbations, sometimes stroking her strings so wistfully, you thought it was a lullaby she was making for those mothers and children outside pushing their prams in the seething Hackney streets.

There was a parallel empathy to her astonishing April 2016 album, Music for Church Cleaners, recorded at St. Mark's Church, Islington, which included the sounds of women hoovering and sweeping around the pews, accompanying her playing of the church organ.

As she strummed and plucked the multiple strings of her harp, I was reminded of the song Minstrel Boy, written by Irishman Thomas Moore (1779 - 1852) which Paul Robeson used to sing, telling the story of the rebel harpist whose “songs were made for the pure and free, they will never sound in slavery”. With the insurgent drums of the veteran Bennink rumbling and crackling beside her, it was a musical tryst of astonishing free timbral spirits.

Chris Searle, Morning Star, 12 November 2024
https://morningstaronline.co.uk/article/musical-tryst

Album Review: Oscar Jan Hoogland & Han Bennink: Goede Reis (Rinus van der Heijden, jazznu.com)

Binnen zo’n veertig minuten een overzicht geven van improvisatiemuziek anno 2020. Door slechts twee personen. Of dat mogelijk is? Als ze Oscar Jan Hoogland en Han Bennink heten, wél. De cd ‘Goede Reis’ druipt ervan.

Goede Reis is een meer dan bijzonder product. Enerzijds omdat de cd bewijst dat twee musici een soort totaaloverzicht kunnen geven van de stand van vrije improvisatiemuziek in Nederland (en zeker ook daarbuiten). Anderzijds omdat door gebruik te maken van hetgeen eerder gebeurde (geregistreerde muziek van anderen effectief benutten, evenals muziek uit andere culturen) en de inzet van ‘branchevreemde’ hulpmiddelen in wezen de traditie wordt gediend.

Traditie van vrije improvisatiemuziek? Die bestaat wel degelijk. Uiteraard! Han Bennink is er een van de aartsvaders van en wat hij opdeed in zes decennia muzikantschap is op Goede Reis zeker terug te horen. Wie zou beweren dat hij nu maar eens moet stoppen met al zijn gimmicks (met een voet op de snaredrum, roffelen op de speelvloer, graaien in allerlei percussiedingetjes) moet dat gezeur voortaan gewoon achterwege laten. Bennink heeft die elementen zeker een tijdje nodig gehad om zijn ‘image’ wortel te laten schieten, inmiddels zijn het steunpilaren van een technisch wonder dat zich op 78-jarige leeftijd nog elke dag ontwikkelt.

En Oscar Jan Hoogland? Pianist van beroep, maar evenzeer vrije vogel als Han Bennink. Voor de gelegenheid nam hij een aanhangwagentje extra spullen mee: een elektrisch clavicord, platenspelers, cassettedecks, megafoons en een kraakdoos. Genoeg om er in vogelvlucht mee over de aarde te scheren. Door die keuze en uitbreiding van instrumenten zijn de mogelijkheden van het duo Hoogland-Bennink oneindig geworden. Vanaf de cassettebandjes komt volksmuziek van Marokko en Mali, van zeven platenspelers flarden van de elpee On The Line van Guus Janssen.

En dan zijn er nog muzikale herinneringen die beiden meebrachten van verre reizen naar uiteinden van de wereld. Oscar Jan Hoogland op tournee in Ghana, waarvandaan hij muziek meebracht van King Ayisoba, megafoonklanken uit Ethiopië, dat Han Bennink twee keer bezocht om er te touren met Mohammed Jimmy Mohammed. Alles ondergebracht in prachtige stukken met titels als Frafra Traffic, Masino Monk en Musique Automatique Typographique.

We hadden het eerder over de traditie van vrije improvisatie. Die maakt uiteraard deel uit van de complete jazzhistorie en dat weten Bennink en Hoogland wis en waarachtig. Daarom wordt geput uit de nalatenschap van (vooral) Thelonious Monk, Duke Ellington, Paul Termos, Eric Dolphy, Misha Mengelberg, Michel Waisvisz, Guus Janssen dus en de in juli van dit jaar overleden Cor Fuhler, aan wiens nagedachtenis Goede Reis is opgedragen.

Denk nu als luisteraar niet dat veertig minuten improvisatiemuziek niet te harden zijn. Beide musici hebben er prachtige melodieën en eigenhandig geknede harmonieën aan toegevoegd. Soms zo theatraal dat je er waarlijk door wordt ontroerd en dan weer contrapuntisch zoals op de hele cd gebeurt. Dit alles maakt dat Goede Reis letterlijk moet worden opgevat. Wie met Hoogland en Bennink die reis onderneemt, komt met een opgeruimd gemoed de rest van de dag door.

Oscar Jan Hoogland en Han Bennink – de jongste en oudste generatie van improvisatiemuziek in dit land – togen op 13 augustus 2020 één dag naar het Bimhuis in Amsterdam. Daar namen zij ruim een uur muziek op, waarvan de eerste drie kwartier op Goede Reis zijn ondergebracht. Er is geen sprake van dubs. Deze cd (met ook een gelimiteerde uitgave van 150 elpees), wordt de eerste in de nieuwe reeks concertregistraties Impro Train, waarin ruimte wordt geschapen voor avontuurlijke improvisatie.

Als de rest van de serie even goed wordt als deze Goede Reis, tjongejonge, dan staat ons nog wat te wachten. Rinus van der Heijden, jazznu.com

Album Review: Icarus (Mark Keresman, The New York City Jazz Record).

Important locales in the timeline of jazz: Kansas City in the ‘30s; NYC in the ‘50s; and Amsterdam in the ‘60s. Of the latter scene is legendary drummer Han Bennink, who worked with Eric Dolphy, Wes Montgomery and Dexter Gordon before going on to become a central figure in Euro-free circles. At 76, Bennink is still going strong and Icarus is his latest project, a duet with a countryman clarinetist who could be his son: Joris Roelofs, born 35 years ago this month.

Bennink and Roelofs share a playful, joyful approach to free improvisation, the former especially possessed of an impish, absurdist streak. The album opens with the ominously dramatic “Carmen”, clarinet wailing like a wounded beast while Bennink has at the drums and a piano simultaneously; the pair then stalk one another through darkened Hitchcock-ian hallways.

Most of the music herein is improvised but there are a few interpretations: Kurt Weill’s “This is New”, played with a definite lilt and carefree swing; Dolphy’s “Something Sweet, Something Tender” essayed as a pensive, somewhat restless ballad with drums providing stormy counterpoint to soulful bass clarinet; Charlie Haden’s “Song for Che” as classically elegiac. Bennink makes the drums crackle on “Broad Stripes and Bright Stars” while Roelofs offers mournful, high lonesome clarion calls, then lithe, gently swirling, bop-flavored lines. These performances, while free-ranging, are concise and punchy, most tracks hovering at the three-minute mark.

Icarus is a set of stimulating, fascinating duets where questing freedom and merry tunefulness, serious musicianship and goofy, burlesque-ish moods overlap and intertwine.

Mark Keresman

Album Review: Joris Roelofs + Han Bennink: Icarus (Peter Margasak, Downbeat)

French-born, Amsterdam-based clarinetist Joris Roelofs has built his career balancing intense discipline and deep commitment to post-bop tradition with a measured exploratory streak. He’s worked extensively in the Vienna Art Orchestra and he maintains a wonderfully buoyant trio with the American rhythm section of Ted Poor and Matt Penman. But this new recording suggests that his attraction to freedom is growing stronger. Icarus is a lovely duo project with the veteran free jazz drummer Han Bennink, a perfect match for the reedist. The percussionist is both a master of chaos and one of the most naturally swinging musicians on the planet, and he provides both grounding and provocation to his much younger associate.

Most of the music is freely improvised and the album opens with a blast of disorder on “Carmen,” with Bennink banging out piano clusters and injecting some discordant cymbal explosions, while Roelofs blows harsh squawks. Suddenly a wild gear-shift occurs and a tender, breathy melody that sounds like a lost standard and a loping, rumbling groove takes over, indicating the sort of polarities that the pair giddily explore throughout. The clarinetist’s lyric gifts are so strong that when the duo tackle jazz standards like Eric Dolphy’s “Something Sweet, Something Tender”--presented with an attractively slack drag from Bennink that deftly adds tension to the in-and-out-of-focus treatment of the theme--or Charlie Haden’s indelible “Song for Che,” they feel entirely of a piece with the spontaneous creations. Icarus captures an electric dialogue: raw, giddy, trusting. Here’s hoping this conversation continues.

Peter Margasak

Album Review, Herman-Bennink-Beets-Jacobs: Quartet-NL (Hessel Fluitman, JazzFlits)

Al een jaar of vier staan altsaxofonist Benjamin Herman, pianist Peter Beets, bassist Ruud Jacobs en drummer Han Bennink bij tijd en wijle samen op het podium. Ondanks de verschillen in leeftijd en voorkeuren van stijlen, spelen ze wonderwel samen. De stukken op ‘Quartet-NL’ zijn van Misha Mengelberg. Het zijn stukken die hijzelf wel spottend ‘de bebopjes’ noemde. En in de uitvoering door dit kwartet komen ze ook dicht bij deze muziekstijl. De vier musici pakken de composities op 24 april 2016 in Tivoli (Utrecht) fris van de lever uit. De cd opent met ‘Driekusman total loss’. Dat roept herinneringen op aan wijlen saxofonist Piet Noordijk, die ooit met Mengelberg speelde. Dit kwartet speelt het stuk wat feller en wat ‘onaffer’ dan hij. Peter Beets verloochent zijn afkomst niet: Oscar Peterson en vooral de bebop. Waar je in het stuk de dwarse clusters van de componist verwacht, schotelt Beets de luisteraar een meer vloeiende lijn voor. Misschien moest Beets zich nog het meest aanpassen. Alhoewel… In het intro op ‘Who’s bridge?’ lijkt hij bezig met het thema van ‘De sprong, O romantiek der hazen’, om dan met een paar forse akkoorden ter zake te komen en Herman een springplank biedt om met het juiste thema te beginnen. In de echte ‘De sprong, O romantiek der hazen’ begeleidt Peter Beets Herman eerst heel klassiek en soleert dan sterk over het thema, terwijl Bennink van achter zijn trommels de tekst reciteert. Ook de bassist soleert heel vanzelfsprekend over dit thema. Met smaak gebracht, de muziek op deze cd. Hessel Fluitman. 

Album Review, Herman-Bennink-Beets-Jacobs: Quartet-NL (Gijsbert Kamer, Volkskrant)

Dit is een goed stel, hoor. Benjamin Herman (sax), Peter Beets (piano), Han Bennink (drums) en Ruud Jacobs (bas). Twee generaties jazzmuzikanten die zich buigen over de composities van de dit jaar overleden pianist Misha Mengelberg. 

Herman maakte al eerder albums met Mengelbergmuziek en Bennink speelde zijn hele leven met de pianist samen, al dan niet in het ICP Orchestra. Jacobs begeleidde zo ongeveer iedere Amerikaanse jazzgrootheid die sinds de vroege jaren zestig Nederland aandeed en Beets kan bijna alles op de piano. 

Wat op dit vorig jaar in Utrecht opgenomen live album vooral knap is: hij probeert Mengelberg niet te imiteren. De grilligheden die bij de composities als The Romantic Jump of Hares en Driekusman Total Loss horen, neemt Bennink wel voor zijn rekening. De rest speelt volledig in zijn eigen stijl, maar tsjonge jjonge wat swingt dit boeltje, zeg. 

Het kwartet speelt soms lekker dwars, en volgt dan weer heel gepast de melodie, maar altijd speels en avontuurlijk. Heerlijk hoe het met dit prachtige, prettig dwarse en prikkelende repetoire aan de haal gaat. Gijsbert Kamer

Album Review, Han Bennink Trio: Adelante (Mark Keresman, NYC Jazz Review)

Dutch drummer Han Bennink is one of the wonders of the musical world: he’s got brilliant technique to spare; played with everyone from Dexter Gordon to Dutch post-punk combo The Ex; been a mainstay in Europe’s avant jazz scene since the mid ‘60s; and performs with an absurdist flair and seemingly boundless enthusiasm regardless of context. The only thing certain about a performance or recording is that it will be a surprise (and often a good one).

This acoustic trio set has darn near got everything a most flexible-minded jazz fan may need. “Supertyphoon” is an exhilarating bit of postbop driven by Bennink’s coiled-spring, Gene Krupa-like tom-tom laden swing. “Comacina Dreamin’” has a somewhat modal, oddly meditative clarinet melody from Joachim Badenhorst while Bennink rumbles like an approaching thunderstorm. “De Sprong O Romantiek Der Hazen” is a slightly sultry Ellingtonlike ballad by Bennink’s longtime foil Misha Mengelberg, wherein Badenhorst’s bass clarinet takes on a romantically musing hue, evoking the deep/breathy-toned elegance of tenor saxophonist Ben Webster with a touch of Gerry Mulligan suavity. “Waterzooi” is a midtempo free jazz piece, which maintains a volatile mood and forward motion thanks to driving yet never overbearing drumming and cavernous bass clarinet. This album concludes with the ebullient, New Orleans-accented “Adelante 2”, Bennink cranking out rolling, percolating N’awlins rhythms like Ed Blackwell reborn and joyful bass clarinet phrases carrying hints of North African and Caribbean melodies. For those of you into standards, there’s a jolly, abstract take on “My Melancholy Baby”, Simon Toldam’s lyrical piano embodying some stride and Erroll Garner-like passages. While the trio deconstructs it, they do so with affection.

For those into free-er sounds who prefer them with humor, concision and resolutely based in the jazz verities—and fans of Bennink (who should be seen live!)—this is a keeper. Mark Keresman

Album Review, Han Bennink Trio: Adelante (Peter Margasak, Chicago Reader)

Dutch drummer Han Bennink, who turns 75 next month, has been an unrelenting creative force in jazz and improvised music since the early 60s. In 1964 he played on Eric Dolphy's legendary final record, Last Date, and in '67 he formed the Instant Composers Pool with pianist Misha Mengelberg (who died two weeks ago) and reedist Willem Breuker. He has an instantly recognizable sound—loud, chaotic, furiously swinging—and he's applied it to hundreds of records. He's all about improvisation, so leading a regular band has never been high on his list of concerns—he's more interested in interaction and disruption. Finally, eight years ago, he decided to form a trio.

When the group dropped its 2009 debut, Parken (ILK), Bennink's two partners—Danish pianist Simon Toldam and Belgian reedist Joachim Badenhorst—were still relatively unknown figures, performing in the shadow of a charismatic, extroverted giant. They pulled it off, but on the trio's recently released third album, Adelante (ICP), the combo has clearly grown as a unit. While Bennink can't help but improvise at every turn, the album is rooted in compositions by Toldam and Badenhorst, most of which are beautifully lyrical—including Badenhorst's gently rolling "Comacina Dreamin'" and Toldam's high-velocity swinger "Supertyphoon." 

    The most arresting compositions on the new album, though, are by the late Mengelberg—they're both later works, and rank among his most tender and beautiful pieces. The trio's version of "De Sprong O Romantiek der Hazen," which shimmers with a Duke Ellington-like elegance, employs a piano line whose lovely fragility is instantly shattered by Bennink's deliberately anarchic clatter and Badenhorst's rheumy bass clarinet chortling. As the piece unfolds, though, the gorgeously moody melody wins out over this sort of turbulence. The piece was recorded last November, when Mengelberg was still alive, but it's hard not to hear it as a lovely tribute to his memory.  Peter Margasak